Wat is het meest belangrijke moment in het leven met God tot nu toe geweest? Een vraag die ik mezelf stelde in de derde preek over het thema
Leven met God (aan de hand van Exodus 33).
Ik denk dat ik zo'n 23 jaar was en bezig met mijn opleiding in Kampen. Het boek Desiring God van John Piper ontdekte mij aan een voor mij totaal nieuwe dimensie in geloven: leven met God is mooi en om van te genieten.
Raar eigenlijk als ik er op terugkijk. Was geloven daarvoor dan niet fijn? Zo sterk is het ook weer niet. Maar daarvoor werd mijn geloof door heel andere dingen getypeerd. Een oppassend leven, een scherpe blik op de manier van leven van anderen (kritisch!), trouw zijn in de betrokkenheid bij de kerk, ernstig werk maken van het christelijke leven. Het was vooral een met name serieus gebeuren, dat geloven en naar de kerk gaan.
Vreugde en genieten hadden in mijn beleving maar een zeer beperkte plek.
Ik werd geacht in de waarheid van de bijbel en de betrouwbaarheid van de belijdenis te geloven.
Weinig aandacht was er voor de affectieve kant. Dat wat er met je gebeurde en wat het met je deed. Dat liet ruimte voor een betrouwbaar christenleven, zoals het hoorde, zonder dat het hart er bij was.
Natuurlijk was dat niet zo bedoeld. En toch.... Recent vroeg ik een gereformeerd christen wat er zo aantrekkelijk/mooi is aan het leven met God. De 70+ er antwoordde: daar gaat het helemaal niet om. Het gaat er om dat je voor God leeft. Een opvallend antwoord. Het leven met God had volgens hem vooral te maken met de dingen die ik hierboven beschreef. Naadloos!
De vreugde zal er best zijn bij mensen van die generatie, maar ik hoor of zie het zo weinig. Het heeft een rol maar meer aan de rand. De kracht van de insteek van Piper vind ik juist dat hij vreugde als horend bij het centrum poneert. Door te genieten van God geef je Hem de eer. En in het genieten komt dat hele leven (met ethische keuzes) vanzelf van de grond. Maar dan is het hart, het gevoel, de binnenkant er wel helemaal bij. Vreugde dus in het centrum en niet aan de rand als bijeffect.
Precies deze dingen kom ik tegen in het nieuwste boek van Aad Kamsteeg
De kerk die leeft.
Een feest van herkenning! De schrijvers uit de puriteinse traditie en hedendaagse mensen als Piper, Keller, etc. hebben op hem (en inmiddels meerdere jaren ook op mij) een buitengewoon verfrissende en vernieuwende invloed gehad.
Jarenlang is met argwaan omgegaan met de gevoelsmatige kant van het geloof. Het gevoel zou een terrein zijn waar de duivel makkelijk voet aan de grond krijgt. Makkelijker dan in het heldere verstand. Principieel vind ik dat een misvatting. Het hele wezen van een mens -gevoel, verstand en de wil- zijn kwetsbaar en ontvankelijk voor een scheve schaats. De gedachte dat het gevoel kwetsbaarder zou zijn is in zich een voorbeeld van zo'n scheve schaats.
Ik sta er van te kijken hoeveel mensen met grote vreugde en vaak ook ontroering reageren op het evangelie van puur genade en de vreugde over en vervulling in God.
Ik sta er tegelijk van te kijken hoeveel collega's die dimensie laten liggen. Veel preken eindigen helaas in een morele toepassing. Tegenwoordig woon ik regelmatig de dienst bij vanuit de kerkbank en ik hoor zelf - en ik hoor natijd van mede kerkgangers - hoe dat soort preken mensen onaangeraakt laat. Als zelfs een tekst als Psalm 139 eindigt in een morele les dat we standvastig moeten blijven opkomen voor de beschermwaardigheid van het leven..., dan ga je volgens mij volledig voorbij aan de dimensie van verwondering en genieten en aanbidding. Psalm 139 is geen moreel betoog over een noodzakelijke houding in deze 'paarse' samenleving. Het is een lied dat je wil meenemen in verwondering en diepe vervulling vanwege Gods liefdevolle, gedetailleerde betrokkenheid op je leven.
Voor mij zijn deze ontdekkingen zo fundamenteel dat ik durf te stellen dat de toekomst van de kerk mede bepaalt gaat worden door de mate van verwondering, vreugde en aanbidding van God.